Filosofische Decamerone. Een gesprek met Emiliano Acosta.
In zijn pas verschenen boek 'Filosofische Decamerone' neemt Acosta ons op reis doorheen de geschiedenis van de filosofie. De titel van het boek verwijst naar de 'Decamerone' van Boccaccio, waarin drie mannen en zeven vrouwen, op de vlucht voor de pest in Firenze, zich afzonderen op het platteland en gedurende tien dagen honderd verhalen vertellen. In het boek van Acosta wordt er een filosofische vakantie genomen van tien dagen. Op iedere dag komt er een andere filosoof aan bod. Zijn verhaal begint in de vijfde eeuw voor onze tijdrekening met Heraclitus en eindigt in het hedendaagse Spanje met Preciado. De bedoeling van de auteur is geenszins het samenstellen van een canon, of het geven van een historisch overzicht met filosofen en scholen die representatief zouden moeten zijn voor de geschiedenis van de filosofie. Volgens Acosta creëert ieder tijdvak, en zelfs iedere filosoof, een eigen begrip van de filosofie en de geschiedenis van de wijsbegeerte. Dat brengt ons meteen bij de eerste vraag.
U stelt in uw boek dat men filosofie niet kan herleiden tot haar filologische betekenis of hieraan een eenduidige definitie kan geven (zoals liefde tot de wijsheid, kennis van de eerste en laatste oorzaken), want dan verzuimt men zelf te denken en miskent men de diversiteit aan opvattingen die inherent zijn aan de geschiedenis van de filosofie. Kan u dat wat verder toelichten?
Wat ik met de inherente diversiteit van de filosofie in haar historische ontwikkeling bedoel, is dat de geschiedenis van de filosofie geen homogeen verhaal is en dat bijvoorbeeld dé vraag van de filosofie – anders dan wat onder andere Heidegger dacht– eigenlijk niet bestaat. Elk tijdperk genereert niet alleen zijn eigen vragen en problemen, maar heeft ook zijn eigen vooroordelen en vanzelfsprekendheden. Er is dus geen continuïteit in de geschiedenis van de filosofie, maar eerder een herhaling van disruptieve discoursen en crisissen.
Er is geen continuïteit in de geschiedenis van de filosofie, eerder een herhaling van disruptieve discoursen en crisissen
Daarom raad ik niemand aan om het filosofische verleden te benaderen vanuit het geloof dat men al weet wat de specifieke taak en plicht is van de filosofie. Ongetwijfeld zal je dan veel missen. Veel mensen denken dat men inderdaad iets weet over filosofie, wanneer men filosofen kan classificeren of men het verleden van de filosofie encyclopedisch kan reconstrueren. Maar de geschiedenis van de filosofie is meer dan een opsomming van geboorte – en sterfdata, titels van werken, scholen… waarbij dikwijls een vage of zeer algemene uitleg ons de indruk geeft dat alle filosofen over hetzelfde hebben gedacht en geschreven. Van Al-Farabi bijvoorbeeld een neo-platonistisch denker maken, is – om het in de taalvan onze tijd te zeggen – een soort discriminatie en miskenning van zijn identiteit. Want zo ontkent men de singulariteit van deze filosoof. Al-Farabi heeft niets te maken met het neoplatonisme van de Helleense filosoof Plotinus. Daarom is het bijvoorbeeld geen goed idee om te beginnen met een vergelijking tussen die twee auteurs, waarbij men wil te weten komen wie Plato het best heeft begrepen. Want hierdoor wil men eigenlijk niet weten wat beiden filosofisch precies hebben gedacht of wat voor concepten ze hebben gecreëerd. We leven in een tijd waarin we diversiteit omarmen en labels aanvechten. Waarom zouden we dan uniformiteit moeten nastreven in het onderzoek naar – en het weergeven van de geschiedenis van de filosofie?
Filosofie bevrijdt ons van het idiotisme dat inherent is aan de menselijke conditie. We zijn allemaal idioten, maar de filosofie geeft ons de kans om voorbij ons eigen belang te denken en te handelen
U schrijft dat in de geschiedenis van de filosofie de idioot van oudsher de figuur is die zich richt op het eigene, het private en zich opsluit in zijn eigen visie. Overigens heeft ook voor Hannah Arendt de idioot nog deze antieke betekenis. Indien ik het goed heb begrepen, kan volgens Heraclitus,Plato en Aristoteles filosofie ons emanciperen van het idiotisme. Kan u dat beter uitleggen en ben ik juist dat die gedachte in tijden van sociale media nog niets van zijn actualiteit heeft verloren?
Voor alle duidelijkheid: geen enkele van de drie aangehaalde filosofen gebruikt dit woord. Ofschoon ieder mens beschikt over het vermogen om zichzelf, de wereld en de anderen te beschouwen vanuit een universeel gezichtspunt, komen ze ook tot de vaststelling dat elke mens van nature de neiging heeft om zich op te sluiten in hun eigen waarheid. Daarom nodigen die filosofen ons op verschillende manieren uit om ons los te maken van de wijsheid van het gezond verstand. Filosofie bevrijdt ons van het idiotisme dat inherent is aan de menselijke conditie. We zijn allemaal idioten, maar de filosofie geeft ons de kans om voorbij ons eigen belang te denken en te handelen. Bovendien betekent deze emancipatie van het idiotisme bij Heraclitus het besef dat de taal geen instrument is waarmee we een soort ‘realiteit op zich’ verwoorden. Integendeel: het is de taal die de realiteit vormt en omdat de taal vooral normatief is – iets dat onze tijd begint te beseffen en zich toont in onze gevoeligheid voor bepaalde woorden – conditioneert de taal onze ervaring van de realiteit. De woorden anticiperen wat we zien. De taal bepaalt de mogelijkheidsvoorwaarden en de ruimte van het denken. In het geval van Plato en het idiotisme heb ik in mijn boek zijn pleidooi voor een niet-idiote eros besproken. Eros is weliswaar seksueel verlangen, maar Plato zegt: gebruik deze goddelijke kracht voor meer belangrijke dingen, dingen waarvan meer mensen zouden kunnen genieten, zoals bijvoorbeeld het schrijven van een roman of een song, politiek activisme en filosoferen.
Al-Farabi zegt dat filosofie de enige universele vorm van kennis is. Zijn filosofie is niet alleen een verdediging van het idee dat er een universele rationaliteit bestaat waaraan alle mensen kunnen deelnemen, maar is ook een filosofie van de secularisatie
In vergelijking met Plato hebben wij een zeer beperkt idee van eros. Voor Aristoteles, tenslotte, is de taal wat ons van het idiotisme emancipeert. De taal maakt van ons politieke dieren, omdat we dieren zijn die hun gevoelens van lust en onlust alleen via de universaliteit van de taal kunnen uiten en communiceren. Door de taal bevinden we ons onmiddellijk in een ruimte die we met anderen delen. Wat de sociale media betreft, hierover kunnen andere mensen wellicht meer pertinente dingen zeggen dan ikzelf. Maar wat ik graag zou beklemtonen, is dat sociale media op zich niet slecht zijn. Wel is het onmiskenbaar, dat ze het natuurlijk idiotisme bij iedereen kunnen versterken.
Ik lees in uw boek dat filosofie doorgaans een kritiek is op de heersende ideeën, op de consensus of op wat voor iedereen vanzelfsprekend is. Daarom verschijnt filosofie dikwijls als een disruptief vertoog. Kan men stellen dat volgens u filosofie onlosmakelijk verbonden is met politiek?
Absoluut. In mijn vorig boek Plato lezen (VUBPRESS, 2020), probeerde ik aan te tonen dat Plato de filosofie heruitvindt door van de filosofie een a-politiek politiek dispositief te maken. Filosofie is vanaf Plato politiek met andere middelen. Daarnet sprak ik over de diversiteit in de geschiedenis van de filosofie en de singulariteit van elke filosofie. Maar daarnaast hebben filosofen ook iets gemeenschappelijk en dat is hun kritische attitude tegenover het discours. In dat discours wordt bepaald en voorgeschreven wat werkelijk, waar, normaal, goed, rechtvaardig, schoon, enzovoort is. Er wordt met dat discours dus een wereld gecreëerd, waarin we wonen en die we in ons dagelijks leven dag en nacht reproduceren. Een andere naam voor dit discours is wijsheid of ideologie en het is precies dat wat filosofen proberen te bekritiseren, te ontkrachten en soms zelfs belachelijk te maken. En dat doen ze niet via empirisch onderzoek of met argumenten gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek maar, zoals Deleuze zegt, door concepten te produceren. De tien filosofen die ik in mijn boek bespreek, illustreren precies wat ik nu zeg.
Wollstonecraft ontmaskert het mannelijke discours van de Verlichtingsfilosofen. Deze mannelijke filosofen zeggen ‘mens’ maar ze bedoelen eigenlijk ‘man’. Hun discours representeert een valse universaliteit
Politiek betekent ook ‘van de polis’: politiek heeft een relatie met de samenleving en de conflicten of de onenigheid die inherent zijn aan het samenleven. In die optiek is filosofie ook altijd politiek. Want filosofie vindt plaats in de polis. Daarom is de filosoof niet enkel door de culturele en economische omstandigheden van een bepaalde samenleving geconditioneerd, maar engageert die zich ook binnen de bestaande machtsverhoudingen van die samenleving. Dat is bijvoorbeeld het grote verschil tussen de Europese en de Arabische middeleeuwse filosofen. Terwijl de eersten zich bezighouden met pseudoproblemen, opgelegd door de religieuze macht, behandelen de belangrijkste middeleeuwse filosofen van de islam religie als een politieke kwestie. Zo is de vraag van Al-Farabi in zijn Boek van de letteren, reeds de vraag die Plato stelde: wat is de plaats of de functie van de filosoof in de polis?
Er wordt in uw boek ook veel aandacht besteed aan de Verlichting. U ziet parallellen tussen de Arabische middeleeuwse filosoof Al-Farabi (ca. 870-950) en de filosofen van de (Europese)Verlichting. We vinden bij hem de idee dat alle mensen over het vermogen beschikken om te denken en daarom opent filosofie de conceptuele ruimte waar in we elkaar als mensen – en dus niet als jood, christen of moslim– kunnen ontmoeten. Zou u de betekenis van Al-Farabi voor de Verlichting verder kunnen toelichten?
Historisch gezien, is Al-Farabi geen voorloper van wat we de Verlichting noemen. Ongetwijfeld was onder de Arabische filosofen de rol van Averroes veel belangrijker en had hij meer invloed dan Al-Farabi op een aantal centrale denkers van de Europese filosofie. Maar dat behoort tot de historiografie van de filosofie of de ideeëngeschiedenis. Wat ik bij Al-Farabi zo aantrekkelijk vind, is dat hij een zeer interessante, fijne en subversieve strategie ontwikkelt om de politieke macht van de religie te neutraliseren. Volgens hem bestaat dé ene ware religie niet, wel enkel ware religies. Want religie is alleen waar, als ze haar waarheid ontleent aan de filosofie. Religie heeft dus geen eigen waarheid. Filosofie is voor Al-Farabi geen dienares van de theologie en daardoor van de religie.
Bovendien zegt Al-Farabi dat filosofie de enige universele vorm van kennis is. Daarom kunnen mensen – voorbij alle culturele, ideologische en religieuze verschillen – zich alleen in het element van de filosofie als mensen ontmoeten. Zijn filosofie is niet alleen een verdediging van het idee dat er een universele rationaliteit bestaat waaraan alle mensen kunnen deelnemen, maar is ook een filosofie van de secularisatie. Van Al-Farabi en het gouden tijdperk van de islam kunnen we ook leren hoe fragiel de universele geldigheid van ideeën is, die het bijgeloof en het obscurantisme bestrijdt en die aan de basis ligt van de interculturele dialoog. Zo kan Al-Farabi ons bijvoorbeeld wekken uit de dogmatische sluimer van het geloof dat het idee van het bestaan van de mensenrechten een eeuwige waarheid is, die genoeg heeft aan zichzelf en die zich alleen kan verdedigen. Maar niets is minder waar, want deze waarheid heeft ons activisme nodig om te overleven. Waarheid is geen oorsprong, maar is het resultaat van de strijd.
Voor de Beauvoir en Wollstonecraft is het duidelijk dat gelijkheid tussen mannen en vrouwen alleen mogelijk is door in te grijpen in de machtsverhoudingen die voor iedereen natuurlijk lijken
Onder de tien filosofen die u bespreekt, werden ook twee vrouwen opgenomen: Mary Wollstonecraft en Simone de Beauvoir. Die auteurs werden niet gekozen vanuit de overweging van een vrouwenquotum. Volgens u betekent Simone de Beauvoir voor het existentialisme wat Wollstonecraft voor de Verlichting betekende. Zij hebben aan beide stromingen een meer universele dimensie gegeven.
Inderdaad. Ik toon in mijn boek dat Wollstonecraft het moment van de zelfkritiek van de Verlichting belichaamt: ze ontmaskert het mannelijke discours van de Verlichtingsfilosofen. Deze mannelijke filosofen zeggen ‘mens’ maar ze bedoelen eigenlijk ‘man’. Hun discours representeert een valse universaliteit, sluit ‘in naam van de mensheid’ de vrouw uit van het politieke leven. Ze geven de vrouw niet de kans om zich te emanciperen. Maar Wollstonecraft is meer dan een gewone feministische filosofe. Ze veroordeelt ook de economische ongelijkheid en het systeem dat niet alleen vrouwen maar ook de arbeiders en de slaven moet uitsluiten om te functioneren.
Bij de Beauvoir heb ik een filosofe ontdekt die het existentialisme radicaler denkt dan alle andere existentialisten van haar tijd. Precies omdat ze ook merkt hoe de vrouwen en hun existentiële omstandigheden ontkend worden door de filosofieën die in haar tijd voor emancipatie en vrijheid stonden. Ik denk daarom dat een bespreking van de Verlichting zonder Wollstonecraft en van het existentialisme zonder de Beauvoir ons onvermijdelijk een vertekend beeld van deze stromingen geeft. Dat is waarom ik zeg dat de twee niet in het boek staan vanwege een soort quota-redenering. We moeten hen bestuderen zoals we dat ook doen met Kant of Sartre. Ik ben trouwens niet tegen quota en ik denk dat deze twee filosofen dergelijke mechanismen hadden ondersteund. Want voor beiden, en ik denk dat ze het goed hebben gezien, is het duidelijk dat gelijkheid tussen mannen en vrouwen alleen mogelijk is door in te grijpen in de machtsverhoudingen die voor iedereen natuurlijk lijken.
De laatste filosoof die aanbod komt is Paul Preciado. U labelt hem niet zozeer als een genderfilosoof, maar eerder als een filosoof die spreekt vanuit een universeel discours en die ons toelaat de diversiteit voorbij de dualismen van hij/zij, natuur/techniek … te denken. Waarin ligt volgens u vandaag het belang van Preciado?
Indien we Preciado labelen als genderfilosoof, dan missen we eigenlijkhet centrale punt van zijn boek Testo Junkie, namelijk dat de diversiteit waarin we leven, wordt gestuurd en bestuurd door twee machten: de porno- en de farmaco-industrie. Beide krachten zijn niets meer dan een verdere ontwikkeling van wat Marx het kapitaal noemde.
Preciado stelt dat de diversiteit waarin we leven, wordt gestuurd en bestuurd door twee machten: de porno- ende farmaco-industrie. Beide krachten zijn niets meer dan een verdere ontwikkeling van wat Marx het kapitaal noemde
Net als Wollstonecraft en de Beauvoir plaatst Preciado de genderkwestie dus in een bredere context. De privileges die mannen krijgen in onze samenleving – alleen omdat het mannen zijn – veroordeelt Preciado ook. Maar nog belangrijker is wat Preciado zegt over de subjectiviteit. Onze subjectiviteit is vandaag een toxische subjectiviteit, die wordt geseksualiseerd via de productie van pornografische beelden. Bovendien heeft de imperatief van grenzeloos genieten een economisch en politiek doel. Het systeem heeft ons seksueel genot nodig om te functioneren. Het belang van Preciado is dat hij ons helpt met het stellen van de vraag of de identiteit die we allemaal zoeken, dat ware Zelf dat we menen te kennen, niet eerder een product is van de heersende ideologie.
Emiliano Acosta (°1978; Argentinië)
– Hoofddocent wijsbegeerte aan de Vrije Universiteit Brussel
– Gastdocent aan de Universiteit Gent en de Università di Catania in Italië
– Alumnus van de Jonge Academie van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten
– Auteur van Schiller versus Fichte (2011), Plato lezen (2020) en Filosofische Decamerone (2023)
Wil je de papieren versie van De Geus thuis ontvangen? klik hier voor meer informatie.
Jan Van den Brande
Misschien bent u ook geïnteresseerd in…
Filosoof over filosoof: Francesca Minerva over Peter Singer
April 2019 | 15 minutenFrancesca Minerva richtte samen met Peter Singer het 'Journal of Controversial Ideas' op, waarin wetenschappers onder een pseudoniem controversiële artikels kunnen publiceren. Het idee ontstond toen Francesca Minerva zelf doodsbedreigingen kreeg na een artikel over post-birth abortion, oftewel infanticide.
Leer denken als een Romeinse keizer
Juli 2019 | 15 minutenMarcus Aurelius was de laatste beroemde stoïcijnse filosoof van de oudheid. In zijn leven kende hij tegenslag, verdriet, verlies, verraad en worstelde hij met de moeilijkheden die het besturen van het enorme Romeinse keizerrijk met zich meebracht. Hij overkwam die uitdagingen dankzij de praktische wijsheid van de stoïcijnse filosofie. Cognitief gedragstherapeut Donald Robertson beschrijft het leven en de filosofie van Marcus Aurelius in 'Leer denken als een Romeinse keizer'. Succesvol leven met Marcus Aurelius. Doorheen het boek introduceert Robertson stap voor stap de inzichten, oefeningen en cognitieve technieken die vervat zitten in de stoïcijnse levenswijsheid.
Jan Blommaert: tegendraads humanist
April 2021 | 10 minutenOp 7 januari overleed Jan Blommaert. Hiermee verliest progressief Vlaanderen één van zijn intellectuele zwaargewichten. Karim Zahidi blikt terug op het leven en werk van Blommaert.